Maakt God nog steeds onderscheid?
In Soteria – Kwartaalblad voor evangelische theologische bezinning (maart 2016) – vraagt prof. dr. W. T. van Peursen zich bij het lezen van de Messias leren zich bij het lezen van de Messias leren af of het wel zo is dat God nog steeds onderscheid maakt tussen Israël en de volken. Is het wel een geldig uitgangspunt – gelet op de Schriften – als je ervan uitgaat dat bij God een ‘aanzien des volks’ (zo van Peursen, p. 53) is? En wat heeft dat wel niet voor gevolgen voor ons denken over Christus en de kerk? En wat heb je dan nog te zeggen tot Arabische of Palestijnse christenen?
Opnieuw moet hier herinnerd worden aan wat al in de inleiding van het boek te lezen valt: er is bij het schrijven van dit boek gekozen voor het laten klinken van een nieuw doorlopend canoniek verhaal. Niet elk Bijbelwoord kon daarom uitvoerig besproken worden, niet elke tegenwerping bediscussieerd. Zie hiervoor ook de paragraaf Wat het boek wil zijn en wat niet op een van de pagina’s van deze site.
Het is duidelijk dat allerlei tegenargumenten een keer besproken zullen moeten worden. Maar het pleidooi in de Messias leren voor een nieuw canoniek verhaal en daarmee verbonden voor een anders lezen van bepaalde Bijbelgedeelten is zeker wel te onderbouwen met argumenten en te documenteren met allerlei relevante literatuur. Misschien is de doorlopende beschrijving van een nieuw canoniek verhaal nieuw, allerlei onderdelen ervan zijn zeker vrucht van een al langlopende bezinning.
Maakt God nog onderscheid? Onderscheidt Hij vandaag nog tussen Israël en de volken? Is er in Jezus Christus naast een gezamenlijke roeping ook nog steeds sprake van verschillende roepingen voor Jood en niet-Jood? Hoe zit het dan met ‘teksten waarin juist gesteld wordt dat er géén onderscheid is tussen jood en niet-jood (zie b.v. Rom. 3:22; 10:12; Kol. 3:11) of andere teksten waarin staat dat God geen onderscheid maakt’ (van Peursen, p. 53)? De vraag die van Peursen stelt, is ook verbonden met zijn vraag naar meer duidelijkheid over andere Bijbelgedeelten waarin oud en nieuw (verbond) volgens hem tegenover elkaar lijken te staan. Als voorbeeld noemt hij teksten over de besnijdenis (1 Korinthiërs 7:19; Galaten 5:6; Efeziërs 2:11 en Kolossenzen 3:11) die ‘ondubbelzinnig aan lijken te geven dat de besnijdenis er in het Nieuwe Verbond in het geheel niet meer toe doet’ (van Peursen, p. 52). Wist het Nieuwe Verbond echt de onderscheidenheid tussen Israël en de volken die er tot dan toe was uit? De vraag naar het onderscheid, naar een ‘aanziens des volks’ bij God is dus op allerlei manieren verbonden met die naar de relatie tussen ‘oud’ en ‘nieuw’.
Dit blogbericht is niet geschikt om op dit alles in detail in te gaan. Maar om een voorbeeld te geven van een antwoord vanuit Messiaans-Joodse theologische bezinning geef ik hier een link naar een artikel van Daniel Juster, een internationaal bekend Messiaans-Joods theoloog, die ook deelneemt aan de jaarlijkse informele dialoog tussen de RK-kerk en Messiaans-Joodse theologen en leiders. In zijn artikel Destined to be One van maart 2016 gaat Juster in op allerlei vragen die ook door van Peursen gesteld worden. Uit de voetnoten bij zijn artikel wordt duidelijk dat Juster deel uitmaakt van een steeds breder wordende beweging van exegeten en andere theologen die bijdragen aan een nieuw lezen van de Schriften. Eenheid en onderscheidenheid tussen Israël en de volken blijken ook in het Nieuwe Testament wel degelijk samen te kunnen gaan en daarin voor te komen. Ze worden als door God geschapen ook binnengedragen in Gods toekomst die al aangebroken is in de Messias. Dat dit besef eeuwen geleden nog bestond, blijkt uit het mozaïek uit de Santa Sabina waarvan de foto boven dit bericht is te vinden. Zie ook het blogbericht van 19 september.