Zorgvuldig luisteren naar elkaar – recensie en reactie
In het Kerkblad voor het Noorden – orgaan voor de Christelijke Gereformeerde Kerken –van 30 januari 2016 verscheen een recensie van de hand van dr. D. Visser. De recensie is hier te lezen.
Uit deze kritische recensie neem ik hier een aantal fragmenten over. Als begin van een gesprek stel ik daar een aantal fragmenten uit de Messias leren (of ook een Bijbeltekst) tegenover. Zo kan in elk geval duidelijk worden dat de recensent het betoog in het boek de Messias leren niet zorgvuldig genoeg weergeeft. Een zorgvuldig lezen van de Schriften dient gepaard te gaan met een zorgvuldig luisteren naar elkaar.
De uitleg van Genesis 1:1
Dr. D. Visser: “Mijn grootste moeite met dit boek is een principiële: de visie van Westerman dat God de wereld schiep om Israël” en “God schiep de kosmos ter wille van de heilige leer en van Israël. Daarom wacht de schepping op de God van Israël en het Israël van God.”
Reactie: In de Messias leren wordt óók gesteld dat Genesis 1:1 betrokken kan worden op Christus, zoals ook Paulus een relatie legt tussen de schepping en de Messias. Dit vermeldt dr. Visser niet.
De Messias leren, p. 213: “Ook kunnen we in dat verband denken aan de eerste woorden van Genesis 1, die immers ook gelezen kunnen worden als sprekend over de bedoeling van de schepping. Wanneer de schepping namelijk met het oog op de eersteling plaatsvindt, kan bij het verstaan van die uitdrukking ook aan de Messias gedacht worden. Ook Hij zou als deze eersteling voor wie de schepping is geschapen kunnen gelden.”
p. 213 – Noot 138: “… Dan is de Messias als eersteling het doel van de schepping; zelfs kan dan bij het verstaan van de eerste verzen van Genesis 1 een verbinding gelegd worden met het betrokken zijn van de eersteling bij de schepping, zoals Paulus dat verwoordt in Colossenzen 1:15-18 …”
Zoon van Adam, zoon van Abraham en Laatste Adam
Dr. D. Visser: “Volgens de auteur is Adam dus geschapen om Abraham, en is Jezus de Zoon van Abraham, de ware Israëliet die als de Messias van Gods volk Israël dient en in die weg ook de andere volken. Bij deze stelling moest ik denken aan het geslachtsregister van Jezus bij Lucas. Hij eindigt dat met de vermelding dat Jezus de zoon van Adam is (3, 38).”
Reactie: De Messias is zowel zoon van Adam als zoon van Abraham en ook de laatste Adam. Het gaat niet aan het een tegen het ander uit te spelen.
Mattheüs 1:1 : “Geslachtsregister van Jezus Christus, de zoon van David, de zoon van Abraham.”
Dr. D. Visser: “Ik dacht ook aan Paulus’ prediking over de vrucht van Jezus’ opstanding in 1 Korinthe 15. Hij noemt de Opgestane de laatste Adam. Door Adam kwam de dood, maar door Jezus het leven. De apostel gaat daarmee aan Abraham voorbij terug naar Adam. Tegen de mening van Westerman in.”
Reactie: Over de positie van Jezus als de laatste Adam geef ik hier een wat uitvoeriger citaat uit het boek. Daarin wordt duidelijk dat de woorden van de apostel ook bepalend zijn voor mij, in tegenstelling tot wat dr. Visser schrijft. Zoals het priesterlijke volk bedoeld was vertegenwoordiger van de volken te zijn, is de Eersteling van Israël dat ook. En dus is Hij ook de laatste Adam.
De Messias leren, p. 226: “In dat alles is Hij de Eersteling. Allereerst de Eersteling van Israël. Hij is de eersteling van ‘de oogst’ van Pesach in het land. Zijn opstanding betekent ook dat er een doortocht is voor Israël. Een doortocht uit de dood van zonde naar het leven, maar impliciet ligt hierin ook besloten de belofte van de terugkeer uit de diaspora naar het land. Zijn opstanding betekent een uittocht uit de onreinheid naar de volle kedoesja. Een komen tot de volledige vervulling van de roeping die het volk bij de Sinaï had ontvangen. Hier komt het aan op een juist verstaan van de betekenis van de ‘invlezing in het vlees van Israël’. Hij is daarin door God als eerste, eersteling en plaatsvervanger aangesteld. Daardoor trekt Hij uiteindelijk heel het volk mee in zijn doortocht. De vervulling van alle beloften voor Israël gaat in Hem bij God vooraf aan de vervulling van alle beloften voor de volken en de schepping. Ook hier is het ‘eerst de Jood en dan de Griek’.
Maar vervolgens is Hij ook de Eersteling van de volken. Als Israël-in-Eén is Hij ook de vertegenwoordiger van het nageslacht van Adam, van de volken. Als in Israël vleesgeworden Heer is Hij ook de laatste Adam, de tweede mens. Ook de volken kan Hij de weg wijzen naar de van hen verlangde avoda. In Hem kunnen zij die leren en ontvangen.”
De roeping van Israël
Dr. D. Visser: “Mijn grootste moeite met dit boek is een principiële: de visie van Westerman dat God de wereld schiep om Israël. Volgens hem koos God dat volk uit om Hem als priestervolk te dienen en ook om als priesters de andere volken te zegenen. Tot nu toe is dat niet volkomen gebeurd. Daarom wacht alles op het tijdstip dat het wel zover is. De Messias van Israël, Jezus Christus zal dat bewerkstelligen. Met (de gelovigen in) Israël kijken christenen naar dat moment uit.”
Reactie: De vraag rijst – met betrekking tot de roeping van het volk – wat dr. Visser dan leest in de woorden waarmee Israël bij Sinaï geroepen werd:
Exodus 19:5-6: “Nu dan, indien gij aandachtig naar Mij luistert en mijn verbond bewaart, dan zult gij uit alle volken Mij ten eigendom zijn, want de ganse aarde behoort Mij. En gij zult Mij een koninkrijk van priesters zijn en een heilig volk. Dit zijn de woorden die gij tot de Israëlieten spreken zult.”
De Messias leren, p. 223: “De roeping van Israël vanuit de volken, maar ook met het oog op die volken werd in ‘de dag’ van Messias Jezus pas ten volle geëffectueerd. De bediening van de verzoening kon pas beginnen toen in het midden van de aarde voor het eerst de avoda van Israël ten volle geleefd was. De aandacht voor en de toewending naar de volken door Jesjoea en zijn leerlingen zijn niet gebaseerd op een veranderd plan van God of een verwerping van zijn volk ten gunste van een universeel heil. Dat volken toestromen en een plaats hebben in het heil van God in het Nieuwe Testament heeft niets te maken met een verandering in God – laat staan met een andere God! Ook is dat niet het teken dat het nu om geestelijk heil gaat tegenover aards, aan-één-volk-verbonden, aan-één-land-gebonden heil. De Schriften van het Nieuwe Verbond staan nog steeds in de bedding van het canonieke verhaal van Tenach.” [avoda = (priesterlijke) dienst; Tenach = Joodse aanduiding van het Oude Testament]
De beloften en roeping van God
Dr. D. Visser: “Volgens Westerman echter is Jeruzalem blijvend het centrum van de wereld. Dat vloeit voort uit zijn visie op de roeping van Israël. Naar mijn mening schrijft hij Israël een belangrijker rol toe dan dit volk in werkelijkheid heeft gekregen. Dat heeft tot gevolg dat Christus in feite in Israël opgaat. Daarmee wordt aan Hem en zijn werk ernstig tekort gedaan. Het Woord van God moet namelijk vanuit Hem worden gelezen. Meer nog, Hij is zelf dat Woord, voor Israël en voor de andere volken.”
Reactie: Uitgangspunt voor de kritiek van dr. Visser is dat hij meent dat Israël helemaal niet zo’n belangrijke roeping tot eigendomsvolk van God, koninkrijk van priesters en heilige natie heeft ontvangen. De vraag rijst dan wat ‘de beloften aan de vaderen gedaan’ en ‘de roeping van God’ dan wel inhouden. Zouden wij daar als christelijke kerken het zicht niet op verloren kunnen hebben, zoals ik in de Messias leren stel?
Romeinen 15:8:“Ik bedoel namelijk dat Christus ter wille van de waarachtigheid Gods een dienaar van besnedenen geweest is om de beloften, aan de vaderen gedaan, te bevestigen.”
Romeinen 11:29: “Want de genadegaven en de roeping Gods zijn onberouwelijk.”
Verdwijnt Christus in Israël of is Hij juist de Eersteling die Israël voorgaat?
Dr. D. Visser: “… Dat heeft tot gevolg dat Christus in feite in Israël opgaat…”
Reactie: Dr. Visser stelt dat Christus in mijn visie ‘in feite in Israël opgaat’, dat de speciale betekenis en plaats van de Christus dus eigenlijk verdwijnt. Het verschil zit hem echter meer hierin dat dr. Visser geen blijvende plaats meer ziet voor de verkiezing van Israël en het land en de stad van God. Dit alles verdwijnt in feite volgens hem in de boodschap van de Messias.
In mijn boek verdwijnt de Christus echter helemaal niet in Israël. Hij heeft juist de centrale plaats. Dat heeft ermee te maken dat Hij Immanuël is – God met ons – en tegelijk de Eersteling van Israël. De volgende citaten mogen duidelijk maken dat dr. Visser dit niet zuiver weergeeft.
De Messias leren, p. 242: “Toch is Hij de Eersteling van Israël. Hij is daardoor de garantie van de vervulling van al Gods beloften.”
p. 306: “Wanneer de Messias niet het einde van Israël betekent, maar juist de Eersteling is van Gods volk, dan is het zelfs logisch en vanzelfsprekend om te verwachten dat Hij heel Israël wil bevestigen in de eigen verkiezing en roeping.”
p. 297-298: “En: kunnen we nog wel spreken van een voortgezette, specifieke roeping van Israël als de woorden waarmee Israël bij de Sinaï werd geroepen ook toegepast blijken te kunnen worden op gojiem die (in) de Messias zijn gaan geloven? Komt er dan toch geen einde aan de eigen wegen en roeping van Israël en de volken in de Messias?
Het antwoord op deze vragen wordt slechts gevonden als we blijven staan in de bedding van de openbaring die is gegeven in Tenach. En dit antwoord ligt besloten in ‘het geheimenis van de Messias’. De Messias is ‘Israël-in-Eén’. Als priesterlijke representant van heel Israël is Hij tegelijk de representant van de gojiem die door het priestervolk vertegenwoordigd werden. In zijn kedoesja vervult Hij heel de bij de Sinaï ontvangen roeping van Israël. In zijn gehoorzame avoda vervult Hij alle geboden van de Tora, inclusief de daarin opgenomen tora voor de volken. In zijn dood ondergaat Hij het oordeel van de Dag des Heren over Israël en de volken, inclusief het oordeel over de vijandschap tussen beide. In de offergave van zijn leven ontvangt Hij de reiniging van alle ongerechtigheid voor zowel Israël als de gojiem. De vijandschap omwille van God wordt daarin weggenomen. Door zijn opwekking uit de dood is Hij eveneens de eersteling van Israël én van de volken. Hij wordt daarin ook het begin van de nieuwe schepping. In zijn lichaam waren Israël en de volken middels priesterlijke vertegenwoordiging aanwezig; in het lichaam van de Messias als eerste van de nieuwe schepping zijn zij beide in een nieuwe eenheid verbonden. In Hem als de in de opstanding opnieuw opgerichte levende Tempel is er voor ‘de twee’ een heilig naderen tot God mogelijk. In Hem als het begin van de nieuwe schepping worden deze twee één – als één nieuwe mens – in een verzoende relatie met God en elkaar. Israëls priesterlijke roeping wordt volkomen verwerkelijkt en zegen komt beschikbaar voor de volken. Gojiem mogen delen in en worden – als priesters uit de volken – toegevoegd aan het koninklijke priesterschap van Israël, zoals Jesaja al had geprofeteerd.” [kedoesja = heiliging, heiligheid; avoda = dienst; gojiem = de volken, ook aanduiding voor gelovigen uit de volken/’heidenen)
p. 397: In de ‘invlezing in Israël’ van Messias Jesjoea heeft de Sjechina niet slechts Israël, maar in Israël ook heel de schepping aan zijn hart gedrukt. De Inwoning van God en het Lam in het nieuwe Jeruzalem zal deze fysieke verbondenheid tonen.” [Sjechina = aanduiding voor ‘de Tegenwoordigheid van God’]
Een fundamenteel gesprek is zeker nodig. Ook omdat dr. Visser in het geheel niet ingaat op de vraag in hoeverre het lezen van de Schrift in de christelijke kerk mogelijk ook heeft bijgedragen aan een evangelieprediking waarin Gods trouw aan Israël geheel geen rol meer speelde (met alle gevolgen vandien). Voorwaarde voor zo’n gesprek is wel goed luisteren en een zuivere weergave van de woorden van de ander. Om Christus’ wil.